Psychedelische fenomenologie

•             1) kleurverandering

•             2) veranderingen in het zien, ruiken, horen, voelen en proeven

•             3) verandering in het besef van tijd en ruimte of zelfs de volledige afwezigheid van tijd en ruimte

•             4) een versterkt gevoel van liefde en schoonheid en

•             5) een verlies van persoonlijke identiteit, wat men in psychedelische kringen ook wel verstaat onder een ‘ego death’ of ‘ego dissolution’. Je hebt het gevoel dat je doodgaat of ophoudt te bestaan.

Er bestaat een belangrijke overlap tussen de kenmerken van de psychedelisch-geïnduceerde bewustzijnstoestand en de bewustzijnstoestand tijdens diepe meditatie. Het is mogelijk dat men qualia heeft die losstaan van een zintuiglijke input. Bijvoorbeeld het zonder ogen zien (dit klinkt inderdaad paradoxaal, want hoe kun je nu in godsnaam zien zonder ogen?) van kleurrijke en bewegende geometrische en caleidoscopische patronen. Het gaat hier over patronen zoals je ze ziet op de muren en plafonds van tempels uit allerlei verschillende culturen. Regelmatig spreken trippers van nieuwe qualia die ze onmogelijk kunnen categoriseren, bijvoorbeeld een nieuwe kleur, een nieuwe geur, een nieuwe emotie of een nieuw geluid waarvan ze niet wisten dat het bestond of zou kunnen bestaan. Ook is er soms sprake van synesthesie waarbij verschillende zintuiglijke ervaringen met elkaar gaan versmelten of overlappen, zoals bijvoorbeeld het proeven van kleuren en het zien van geluiden. Kortom, de psychedelische ervaring is met niets, maar dan ook niets, te vergelijken.

Je kunt je terecht de vraag stellen of dergelijke drastische veranderingen in het bewustzijn de psychedelische psychonauten doet hallucineren omdat ze tijdens hun trip dingen lijken te zien en te geloven die in beginsel – en binnen een materialistisch wereldbeeld – niet echt zijn. De Britse filosoof Peter Sjöstedt Hughes merkt hierbij bijvoorbeeld op dat de buitenzintuiglijke ervaringen tijdens zo’n psychedelische trip niet per se als hallucinatoir bestempeld moeten worden louter omwille van het feit dat psychedelische ervaringen niet met de zintuigen waar te nemen zijn. We hebben namelijk geen enkele reden om aan te nemen dat onze waarneming beperkt zou zijn tot de traditionele vijf zintuigen. Ook de filosoof Ole Martin Moen vindt, net zoals Sjöstedt Hughes, dat we niet gerechtigd zijn om psychedelische ervaringen af te doen als hallucinatoire ervaringen, want de idee dat psychedelica ons bewustzijn verkeerdelijk zouden vervormen is gebaseerd op een onjuiste assumptie, namelijk de assumptie dat onze dagelijkse perceptie van de wereld waarheidsgetrouw en objectief is. Is het niet wat overmoedig om te denken dat wat we niet in onze dagelijkse perceptie waarnemen of wat we niet objectief kunnen vaststellen volstrekt onmogelijk is?

Sommige filosofen nemen ook aan dat Plato’s dualisme tussen lichaam en geest – dat later een centrale rol zou gaan spelen in het Christendom – gebaseerd was op psychedelische ervaringen die Plato zelf regelmatig had ondergaan. Plato nam namelijk regelmatig deel aan de zogenaamde ‘mysteriën van Eleusis’ die in het Oude Griekenland in de buurt van Athene werden georganiseerd. Deze religieuze rituelen werden gekenmerkt door inwijdingsrituelen en een eed van geheimhouding. De deelnemers dronken tijdens deze mysteriën kykeon; een drankje dat bestond uit gerst, munt, water en een psychedelisch bestanddeel genaamd ergot. De deelnemers konden zo – na een periode gevast te hebben – in een diepe spirituele en intellectuele bewustzijnstoestand geraken en daarbij met de Griekse goden van de Hades (de onderwereld) in contact komen om zo uiteindelijk ‘een wedergeboorte’ te ervaren. Ook de Spaanse conquistadores en missionarissen waren tijdens hun veroveringen op het Amerikaanse continent in de 16de en 17de eeuw getuige van het ritueel gebruik van psychedelica door de Azteken in hun hoofdstad Tenochtitlan (Mexico). Dit blijkt onder meer uit de volgende passage in hun geschriften: “Ze hadden hun eigen manier van dronken zijn, namelijk dronken zijn door het eten van (psychedelische) paddenstoelen en schimmels (…). Ze aten ze rauw op en ze vonden ze bitter smaken. Ze aten er daarom ook honing bij. Ze begonnen niet veel later te hallucineren en slangen te zien. Ze noemden de paddenstoelen ‘teonanactl’ wat ‘het vlees van God, de duivel die ze aanbeden’ betekende (…). De priesters aten ‘Ololuiqui’ (LSA zaden) om met de goden in contact te komen. De priesters hadden satanische hallucinaties. De duivel begon met hen te spreken en ze werden helemaal gek.” (Spaanse conquistadores over het psychedelisch druggebruik van de Azteken in Graham Hancocks Visionary: The Mysterious Origins of Human Consciousness).

Een psychedelische trip gaat vaak gepaard met een mystieke ervaring. Een mystieke ervaring is een ervaring die gekenmerkt wordt door heiligheid – wat je ervaart wordt als buitenwerelds beschouwd – en door het gevoel dat je oog in oog komt te staan met een werkelijkheid die echter lijkt dan de alledaagse werkelijkheid. Men is er rotsvast van overtuigd de geestelijke grond van de werkelijkheid, de grond van al wat is, eindelijk te hebben ervaren. Of zoals Michael Pollan het in zijn boek how to change your mind verwoordde: “De overtuiging dat je een diepe objectieve waarheid is onthuld is hét kenmerk van de mystieke ervaring, ongeacht of deze werd veroorzaakt door een drug, meditatie of vasten, (…). William James noemde dit de noëtische kwaliteit: mensen hebben het gevoel dat ze op de hoogte zijn van een diep geheim van het universum en ze kunnen niet van die overtuiging worden ontdaan.”

Het is deze mystieke ervaring die alle spirituele tradities met elkaar gemeen hebben en het is die ervaring die een selecte groep van individuen in verschillende culturen doorheen de geschiedenis heeft meegemaakt. Of dit nu het gevolg is geweest van natuurlijke aanleg of van rigoureuze training (denk maar aan diepe meditatie bijvoorbeeld): Boeda, Jezus, de Soefi-mystici van de Islam en de Vedanta-mystici van het Hindoeïsme,… Allemaal hadden ze deze bewustzijnstoestand bereikt. Ook voor Zwitsers psycholoog Carl Gustav Jung (1875-1961) was deze bewustzijnstoestand een manier om de diepte in zichzelf en het collectieve onderbewuste van de mensheid te verkennen. Jung geloofde ook dat deze bewustzijnstoestand erg leek op wat de gnostische Christenen ervaarden wanneer zij ‘gnosis’ – een goddelijke kennis, een goddelijk inzicht – verkregen.

Als besluit kunnen we stellen dat de fenomenologie – in haar streven om de ervaring centraal te stellen – een vruchtbare grond biedt om de psychedelische bewustzijnstoestand op een niet-reductionistische manier te benaderen. Psychedelische fenomenologie doorbreekt de grenzen van het klassieke sciëntisme door ruimte te maken voor subjectieve, kwalitatieve ervaringen die zich aan de traditionele zintuigen onttrekken en daarmee de fundamenten van ons werkelijkheidsperspectief bevragen. Ze herinnert ons eraan dat onze alledaagse ervaring slechts één van de vele manieren is waarop bewustzijn zich kan tonen, en dat het bewustzijn misschien wel oneindig veel rijker is dan wat gangbare modellen suggereren. De fenomenologische benadering toont hoe bewustzijn altijd intentioneel is – altijd gericht op iets – maar dat ‘iets’ kan evengoed een onbekende kleur, een nieuwe vorm van tijdsbeleving of een directe ervaring van het heilige zijn. Wat we in een psychedelische toestand ervaren is dus niet noodzakelijkerwijs illusoir, maar vormt een alternatieve verschijningsvorm van de werkelijkheid die even fundamenteel is als onze gewone waarneming. Fenomenologie leert ons opnieuw te luisteren naar de ervaring zelf, zonder haar onmiddellijk te herleiden tot hersenactiviteit of pathologie. Zo opent ze de deur naar een radicaal ander begrijpen van wat het betekent om mens te zijn. Misschien is het uiteindelijk niet de psychedelische ervaring die vreemd is, maar onze vanzelfsprekende overtuiging dat we de wereld al kennen.


Geplaatst

in

door

Tags: