“Handelen, de enige activiteit die zich rechtstreeks tussen mensen voltrekt, correspondeert met de menselijke conditie van de pluraliteit, met het feit dat de wereld bewoond wordt door mensen, niet door de Mens. Hoewel alle aspecten van de menselijke conditie op de een of andere manier verband houden met de politiek, is deze pluraliteit specifiek de conditie – niet slechts de conditio sine qua non, maar de conditio per quam – van iedere vorm van politiek leven.”
(Hannah Arendt, De menselijke conditie, Boom uitgevers, p. 15)
Wat wordt er precies bedoeld met ‘het politieke’? Om deze vraag te beantwoorden, grijpt Hannah Arendt terug naar de drie kernbegrippen van haar politieke theorie: nataliteit, pluraliteit en handelen. Nataliteit is voor Arendt het vermogen om iets nieuws te beginnen. Dit vermogen, dat het potentieel heeft de wereld te veranderen, is aan elke mens meegegeven. Met pluraliteit – de bestaansreden van het politieke leven – bedoelt ze dat elke mens van elkaar verschilt. Het vermogen om iets nieuws te beginnen ligt vervat in het handelen. Wanneer we handelen, tonen we wie we zijn. In het handelen onthullen we onszelf. Arendts politieke theorie gaat niet over de vraag welke regeringsvorm het beste is, of hoe we de staat het best zouden inrichten, maar over het erkennen van pluraliteit en het handelen dat aan de mens eigen is. Macht kan enkel ontstaan in een publieke verschijningsruimte: een plaats van ontmoeting. Het hart van het politieke is deze verschijningsruimte waarin mensen handelen.
De klassieke filosofie maakte van oudsher een onderscheid tussen het actieve leven en het contemplatieve leven, maar gaf steevast voorrang aan het contemplatieve leven en besteedde nauwelijks aandacht aan de rijkdom van het actieve leven. In haar boek De menselijke conditie (1958) wil Arendt het actieve leven, de vita activa, opnieuw in zijn gedifferentieerdheid behandelen. Het actieve leven verwijst voor haar naar drie menselijke basisactiviteiten: arbeiden, werken en handelen. De activiteiten die door biologische noodzaak worden gedicteerd, vallen onder het arbeiden. Arbeiden is het produceren van verbruiksgoederen die het lichaam nodig heeft om te overleven. Denk bijvoorbeeld aan het bakken van brood. Eigen aan het arbeiden is dat het repetitief en cyclisch is: goederen die elke dag worden geconsumeerd, moeten telkens opnieuw worden geproduceerd. Met werken bedoelt Arendt alle activiteiten die verband houden met het bouwen van een duurzame wereld van objecten. Werken is het produceren van gebruiksgoederen zoals een tafel, een boek of een auto.
Van alle basisactiviteiten staat het handelen bij Arendt het hoogst aangeschreven, omdat het zich tussen mensen afspeelt, niet tussen mens en natuur. In het handelen, en alleen in het handelen, tonen we wie we zijn. In het handelen drukken we onze andersheid uit, en daarmee beginnen we iets nieuws. Het participeren in een parlementair debat, het organiseren van een demonstratie of het spelen van een theatervoorstelling zijn alle drie voorbeelden van wat zij handelen noemt.
Het antiek-Griekse denken over het politieke berustte op het onderscheid tussen de publieke en de private sfeer. Het arbeiden voltrok zich in de privésfeer van het familiale huishouden. Bij het verrichten van arbeid verschillen mensen niet van elkaar, waardoor het arbeiden geen publieke verschijningsruimte vereist. Het handelen daarentegen zou zonder publieke verschijningsruimte onmogelijk zijn. Volgens de Grieken waren zij die zich in de privésfeer bevonden – vrouwen en slaven – ‘beroofd’ van de publieke sfeer waarin zij grootse daden konden stellen en konden tonen wie ze waren. De publieke sfeer, waarin men kon schitteren, stond met andere woorden hoger aangeschreven dan de privésfeer.
Het politieke werd door Plato begrepen als een regeren en geregeerd worden (rule and obey). Plato wantrouwde de democratie en meende dat filosofen moesten regeren. Het politieke kwam volgens hem neer op het uitvoeren van richtlijnen afkomstig van de filosoof-koning die weet wat het beste is voor de samenleving. Deze invulling van het politieke – die neerkomt op het uitoefenen van macht en niets anders – garandeert weliswaar stabiliteit, maar schakelt zowel de publieke verschijningsruimte als de mogelijkheid om iets nieuws te beginnen uit. Ze staat daarmee haaks op de kern van Arendts politieke theorie.
In Ideologie en terreur stelt Arendt dat het de ‘bewegingswet’ is die richting geeft aan een totalitair regime. Deze bewegingswet is absoluut. Voor het communisme was dit de wet van het verloop van de geschiedenis; voor het nazisme de wet van de natuur. De hele werkelijkheid – alles wat gebeurt – wordt voorgesteld als de onafwendbare uitkomst van één basisprincipe: de strijd tussen rassen om de wereldheerschappij (in nazi-Duitsland) of de strijd tussen klassen om de politieke macht (in communistisch Sovjet-Rusland). De inwoners van een totalitair land zijn in dit onoverkomelijke verloop geworpen. In een totalitair regime wordt voortdurend naar deze bewegingswet teruggegrepen om elke gruwel te verklaren of te rechtvaardigen. Telkens wordt bij de uitvoering van een actie verwezen naar de bewegingswet, waarvan de totalitaire staat zelf de verpersoonlijking is. In een totalitaire staat voeren de heersers enkel een beweging uit. Ze pretenderen daarbij niet wijs of rechtvaardig te zijn. Het daadwerkelijk omzetten van de bewegingswet – met intimidatiemethoden en dwangmiddelen – is wat Arendt terreur noemt.
Het totalitaire regime atomiseert individuen: mensen worden geïsoleerd en raken zo vatbaar voor ideologische controle. Door propaganda wordt de werkelijkheid herschapen: waarheid verdwijnt en iedereen moet zich voegen naar de fictie van het totalitaire regime. Succesvol klaargestoomd zijn zij die zowel het contact met hun medemensen als met de realiteit om hen heen verloren hebben. Geïsoleerde en verlaten individuen zijn bereid hun eigen leven en dat van hun naasten op te offeren voor het succes van de totalitaire beweging. Deze zelfopoffering is een uitdrukking van een gevoel van totale overbodigheid. In een totalitair regime zijn de uitgangspunten van Arendts notie van het politieke – namelijk de menselijke pluraliteit en het menselijke vermogen tot handelen – uitgeschakeld. De mogelijkheid om iets totaal nieuws en onvoorspelbaars te doen, evenals het vermogen om zich een andere overtuiging eigen te maken, is in een totalitair regime afwezig.
In de moderne tijd ontstaat volgens Arendt een nieuwe sfeer: de hybride sfeer van het sociale, een mengvorm van de private en publieke sfeer die de eigenheid van beide aantast. De publieke sfeer – vroeger de ruimte waarin men het uitmuntende en uitzonderlijke kon tonen – is nu het uitstalraam van het statistisch gemiddelde. De nadruk verschuift van vrijheid naar de beheersbaarheid van het leven via overheidsbeleid. Het politieke wordt gereduceerd tot economische noodzaak. De privésfeer verliest haar privékarakter; ze wordt gesocialiseerd. Ze wordt gedwongen zich te schikken naar sociale regels en verwachtingen. Privézaken – zoals arbeid, economische productie, opvoeding, gezin en zorg – worden nu op publieke schaal geregeld. Wat vroeger tot het huishouden behoorde, wordt nu onderwerp van overheidsbeleid en palmt de publieke sfeer in. In de moderne sociale sfeer kan men zichzelf niet meer tonen, want van iedereen wordt verwacht dat hij of zij economisch bijdraagt, en alles wat mensen doen staat in het teken van deze verwachting. In de moderne tijd wordt het arbeiden – niet het handelen – gepromoveerd tot de hoogste menselijke activiteit. Het mens-zijn wordt gereduceerd tot een leven van arbeiden en consumeren. De samenleving wordt één grote familie met één gezamenlijk belang: welvaartscreatie. Er moet kost wat kost welvaart worden gecreëerd, en alles komt in het teken te staan van deze welvaartscreatie.
In een tijd waarin politieke macht vaak wordt verengd tot technocratisch bestuur of brute controle, biedt Arendts denken een radicaal ander uitgangspunt. Voor haar is politiek niet in de eerste plaats een kwestie van heersen of gehoorzamen, maar van spreken en handelen in een publieke verschijningsruimte. Arendts denken roept op tot een herwaardering van het menselijke vermogen om te handelen. Ze herinnert ons eraan dat elke mens het vermogen in zich draagt om iets nieuws te beginnen. Haar politieke filosofie is uiterst relevant in een wereld die steeds meer gericht is op controle, voorspelbaarheid en economische efficiëntie. Ze nodigt uit om politiek niet te begrijpen als louter bestuur, maar als het openhouden van verschil. Waar pluraliteit wordt ontkend, waar de publieke ruimte wordt vernietigd, en waar handelen wordt vervangen door brute macht of ideologische dwang, verdwijnt het politieke.
Gepubliceerd door Thomas Van Neste
Geraadpleegde bronnen:
Hannah Arendt. The human condition. Second Edition. Introduction by Margaret Canovan. Chicago & London: The University of Chicago Press, 1998 (1958).
Hannah Arendt (2023) De Menselijke Conditie, Boom uitgevers Amsterdam.
Hannah Arendt. ‘Arbeiden, werken, handelen’ in Politiek in donkere tijden: essays over vrijheid en vriendschap. Ingeleid en vertaald door Remi Peeters en Dirk de Schutter. Amsterdam: Boom, 1999, pp. 25-48.
Dirk De Schutter & Remi Peeters, Arendt – Elementaire Deeltjes, Athenaeum.